Jumbo op vakantiekamp

Circusolifanten mogen proeven van de Deense natuur

 

 

In steeds meer Europese landen helpen grote grazende dieren, zoals Konikpaarden en Heckrunderen, op een natrlijke manier bij het verwijderen van ongewenste bosopslag in natuurgebieden. Deense biologen pakten het drastisch aan en lieten drie (circus)olifanten kortstondig een heidegebied begrazen. Doorbraak of malligheid? Discussiestof, dat in ieder geval.

 

“Olifanten! Serieus?” Dierenparken, maar ook in graasprojecten gespecialiseerde natuurbeheer-organisaties reageren verbluft en lacherig de proef, die onlangs plaats vond in het Deense heidegebied Eskebjerg Vesterlyngen. Wie laat er nou tropische bosreuzen los in een krapbemeten, aangeharkt Scandinavisch landje? Wat als het gaat vriezen? Of als ze uitbreken? Treinvertraging vanwege flaporen op de rails?

 

De werkelijkheid viel erg mee, verzekeren betrokken ecologen, waaronder initiatiefnemer Morten Lindhard. "Eigenlijk was het een vredig samenzijn." Drie mooie nazomer-middagen lang mocht een drietal circusjumbo’s (twee Indische en een Afrikaanse bosolifant) rondsukkelen in het beboste heide/grasland-gebied.

 

Veel kans om te verwilderen kregen ze niet. De oppassers bleven angstvallig in de buurt en ‘s morgens hadden de dames gewoon hun hooi gekregen. Drinken uit het plaatselijke beekje was taboe. Wetenschappelijk gesproken was het hooguit een opwarmertje, beseft Lindhard. Maar voor het conservatief ingestelde Deense natuurbeheer was dit niettemin een revolutie. Daarbij komt, het was een wereldprimeur.

 

Veerkrachtiger
Welke ‘grote grazers’ horen werkelijk thuis in het 21ste-eeuwse ecosysteem? Om die vraag draait het allemaal. Nederland heeft al vijfentwintig jaar praktijkervaring met natuurbegrazing. Op tal van plaatsen houden kuddes wintrerharde paarden, runderen, edelherten en bevers de bosaanwas kort.

 

Begrazing moet ‘natuurlijke’ ecologische processen helpen herstellen, complete ecosystemen zoals Europa die gehad zou hebben wanneer het landschap niet grootscheeps door de mens was omgeploegd. Wanneer Nederlandse kuddes uit hun krachten groeien, worden dieren geëxporteerd naar naturgebieden elders, van Oost-Europa totaan Mongolië..

 

Nederlandse natuurbeheerders maakten deze omslag van gewoon natuurbehoud naar actieve natuurontwikkeling midden jaren tachtig. De Denen echter koesteren hun boerenland. Natuurbescherming aldaar betekent vooral: behoud van bestaande soortenrijkdom en landschappen, desnoods met zwaar materieel.

 

Voor zover natuurbegrazing plaats vindt, laat de Deense overheid dat liefst over aan gewone veerassen, middels beheerovereenkomsten met boeren. Maar volgens jongere ecologen zijn natuurlijk begraasde ecosystemen veerkrachtiger en bijvoorbeeld beter bestand tegen klimaatverandering.

 

Vakantie
“Het olifantenplan ontstond bij Lindhard na kennismaking met de megafauna extinction theory van de Amerikaanse paleontoloog Paul S. Martin. Martin stelt dat niet de klimaatopwarming na de laatste ijstijd de mammoet en andere grote oerzoogdieren uitroeide, zoals veel wordt gedacht. Nee, het kwam door overbejaging. Zonder de menselijke jachtwoede had Europa nog olifantachtigen kunnen hebben, misschien.

 

Aanvankelijk wilde Lindhard olifanten uitzetten in het 3.000 hectare omvattende savanne-achtige poldergebied West Amager, bij Kopenhagen. Hinderlijke bosopslag moet daar voortdurend machinaal verwijderd worden, wat prijzig en onnatuurlijk is.

 

Lindhard dacht, laat het rooiwerk goedkoper periodiek opknappen door olifanten uit Kopenhagen Zoo. Voor de dieren zelf kan het af en toe een welkome vakantie zijn uit hun krappe dierentuinbehuizing. En met een mooie uitkijkpost is het tevens een fraaie toeristenattractie.

 

Orchideën
Vier jaar praten had Lindhard nodig om zijn idee te verwezenlijken. Collega-biologen en de toeristenbranche reageerden positief, maar terreinbeheerders sputterden tegen. Kopenhagen Zoo gaf niet thuis. Uiteindelijk vond Lindhard een Duitse dompteursfamilie van Circus Benneweis tot medewerken bereid, almede de boeren die de grond bezitten van Eskebjerg Vesterlyngen.

 

Vesterlyngen is Denemarkens grootste kust-heidevlakte. Het 300 hectare grote areaal dient als gemeenschapsweide voor de plaatselijke boeren, maar groeit toch dicht met berken en jeneverbesstruiken. Verschillende zeldzame plantensoorten worden zodoende verdrongen. Dan mar radicale begrazing, redeneerden de eigenaars.

 

De kleinschalige proef zelf verliep probleemloos, maar leverde, zoals verwacht, geen openbaringen op. Lindhard: “Toch zag je interessante dingen. Zo bleven de doornstruiken helaas ongemoeid.”
 

Lindhards collega Dr. Rasmus Ejrnæs van de Universiteit van Århus (Jutland) constateerde vergenoegd dat de olifanten grasplaggen wegtrokken, om het zand eronder op te slurven voor hun zandspuitbaden. “Diverse bedreigde plaatselijke orchideeënsoorten ontkiemen alleen op zulke verstoorde kale plekken. Olifanten kunnen daarbij dus wellicht behulpzaam zijn.”

 

Geen missing link
In Amerika, waar ooit olifantachtigen als de mastodont rond zwierven, pleiten sommige ecologen voor ‘rewilding’, ook met zulke megadieren. Maar er is ook kritiek. Als gevaarlijk ervaren dieren herinvoeren is niet altijd populair, weet bijvoorbeeld de Nederlandse bioloog Frans Vera van de Wageningen Universiteit. Vera geldt als de één van de theoretische grondleggers van de natuurbegrazing in Europa.

 

Bovendien is het volgens Vera een misvatting dat Noord-Europa na de laatste ijstijd, pakweg 12.000 jaar geleden, helemaal met bos dichtgroeide bij gebrek aan megagrazers zoals mammoeten en neushoorns. “Voor en tijdens de ijstijd leefden in Europa inderdaad de dwergolifan (palaeoloxodon antiquus) en later wolharige mammoeten en neushoorns. Maar de latere postglaciale grazers – paarden, runderachtigen en herten – konden het prima zonder olifanten af. Ze vraten jonge boompjes op, of ze schrapten de schors eraf: dodelijk!”

 

Een missing link zijn olifanten dus niet in de hedendaagse natuur van Noord-Europa. Het tewerk gestelde grazersvoetvolk van paarden- en runderrassen enzovoort lijkt te volstaan. Toch kan een gedegen verwilderingsproef interessant zijn, erkent Vera, maar dan liefst met de Indische olifiant. Dat is een nauwe verwant van de Europese oerolifant en hij kwam ook in gematigde streken in China nog lang na de ijstijd voor. Zelfs terugfokken van de oerolifant uit d Indische olifant lijkt mogelijk, net zolas uit diverse runderrassen het pseudo-oerrung het Heckrund is terug gefokt.

 

Daarmee is trouwens direct een groot bezwaar aangegeven tegen ‘rewilding’met olifanten in Noord-Amerika. Na de ijstijd had je daar inderdaad nog mastodonten en mammoeten, maar nu ontbreekt een geschikte verre achterneef, zoals in Europa de Indische olifant.

 

Richtlijn
Zeker zo kritisch is directeur Wouter Helmer van de Stichting Ark, die in Europa honderden grote grazers heeft rondlopen. Helmer wil bewijs zien dat de olifant werkelijk ontbreekt als schakel in de Europese “natuurlijke constellatie”. Dieren zomaar inzetten voor een zelfbedachte natuurtaak klopt niet, meent hij. “Verantwoord is herintroductie pas, wanneer je daarmee ter plekke het ecosysteem dat er momenteel van nature is, completer maakt.

 

Critici als Helmer wijzen op de internationale richtlijn voor herintroductie van soorten (1995) van de koepelorganisatie van natuurclubs IUCN. Zo moet het beoogde leefgebied voldoende hersteld om een nieuwe diersoort te ontvangen. Het is bijvoorbeeld erg oppassen met mogelijk giftige planten wanneer je te maken hebt met dieren die niet in de natuur door ervaren oudere familieleden zijn opgevoed. Deens artikel door Lindhard...

 

Foto: © Jan Kunstman